Gister was de eerste echte projectdag. Het project in kwestie is de basisschool in Debre Berhan. Een stad op zo’n 3 uur rijden van Addis Abeba.
Onze contact Yehalem van Partners in Education pikt ons op, samen met zijn assistent Brook.
De rit
Alleen de rit naar Debre Berhan is al een beleving op zich. Je rijdt namelijk de grote stad uit en komt in de rural areas, de buitengebieden. Niet dat het hier dan rustig is, integendeel: overal krioelt het van de mensen. Alleen de wegen en gebouwen zijn hier duidelijk anders dan in de stad. En overal lopen dieren: koeien, geiten, ezels, honden en meer. Die zie je niet in de stad. Het is het Afrika zoals je dat in je hoofd hebt van het nieuws; overal gruis en puin, en provisorisch in elkaar gezette gebouwtjes van golfplaten en overal is verkeer.
Verkeer waar ook nog tussen de autos heel veel paard-en-wagens rijden, maar het verkeer wordt vooral gekenmerkt door honderden, duizenden, blauwe tuktuks. De meeste mensen hebben geen auto en de tuktuk is goedkoop, zo vertelt Yehalem.
Overal langs de weg kun je autobanden wisselen. Niet voor nieuwe banden, maar voor andere — gebruikte — banden. Totdat je deze ook lek rijdt. Enzovoort. Er staan hier voortdurend mensen aan de kant van de weg banden te wisselen. We komen er tientallen tegen.
Tussen al die zelf in elkaar gezette huisjes komen we een paar keer enorme fabrieken tegen. Voor staal, plastic, drank, fibers. En altijd zijn deze bedrijven: Chinees. In the middle of nowhere, megafabrieken. Rara.
We zijn tienduizenden mensen die dag gepasseerd, we zijn de enige blanken die ik de hele dag heb gezien. Toch worden we niet heel vreemd aan gekeken en de meeste mensen zijn ontzettend vriendelijk.
De school
Aangekomen in Debre Berhan pikken we eerst de head of education op en rijden dan door naar de school. We doen hier al langer projecten en ik ken de school dus van de verhalen en foto’s. Maar nu loop ik zelf door het poortje en verderop staat al een klasje op ons te wachten. We worden door ze toegezongen en zoiets kostelijks heb ik zelden gezien.
De school biedt plek aan zo’n 1000 basisschoolleerlingen. De klassen bestaan soms uit wel 50 kinderen in één lokaal. Een lokaal dat net iets groter is dan mijn hotelkamer, stel ik vast terwijl ik dit schrijf. Een schooldag bestaat uit twee groepen: een ochtend en middaggroep, zo vertelt Brook. Dus één docent kan makkelijk 100 leerlingen hebben.
We zijn er om het project te bezoeken dat we met ISEE sponsoren. De school staat op een groot terrein met veel ruimte en naast de bestaande gebouwen worden nu drie nieuwe, grote gebouwen gebouwd. Deels gefinanciered met het geld dat uit al die enveloppen komt uit de bussen op Eerste Kerstdag. De bouw vordert gestaag. In september voor het nieuwe schooljaar moet het klaar zijn.
Met eigen ogen zien waar het geld terecht komt, en hoe het besteed wordt en de dankbaarheid van de leraren en ouders doet wat met je. De ouders zijn ook zeer betrokken bij de bouw en dragen zelf ook financieel bij, en deze mix is wat dit zo’n succesvol project maakt. Iedereen wil dat dit slaagt.
We krijgen een rondleiding door de school, en spreken over de vorderingen van de bouw, de kwaliteitscontrole en het financieel management van deze bouw. We worden toegesproken en weer toegezongen door de kinderen en er word gedanst!
Deze school is bijzonder omdat ze ook een plek bieden aan special needs kinderen. Dove en slechthorende kinderen en blinde en slechtziende kinderen. We hebben twee braillemachines meegenomen, en de dankbaarheid is groot.
Er wordt gesproken om een programma op te starten voor autistische kinderen. Dit is nieuw voor ons, maar ook voor onze partner Yehalem. Dit is dus een van de dingen die we mee terug gaan nemen en moeten onderzoeken en afwegen tegen andere projecten.
Want ISEE sponsort veel meer projecten dan alleen deze school. Vandaag bezoeken twee projecten die dichterbij liggen. Tot morgen.



































